Gemeenten moeten aan de bak na Wmo-uitspraak
Een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de Wmo is opzienbarend en heeft verstrekkende gevolgen. Niet alleen voor de manier waarop gemeenten in het sociaal domein indiceren, maar ook voor de manier waarop zij inkopen. Dat lokale overheden aan de bak moeten na deze uitspraak, dat is wel duidelijk.
In deze casus ging het om de gemeente Steenbergen. In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verstrekt het college de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Dat gebeurt op het moment dat een inwoner daarvoor in aanmerking komt. Vervolgens is daarvoor een beschikking nodig op basis van een indicatiestelling.
‘Een schoon huis’
De gemeente ontwikkelde beleid waarbij een inwoner niet langer een aantal uren huishoudelijke ondersteuning krijgt, maar alleen nog een resultaat: een schoon en leefbaar huis. Vervolgens maakt de zorgaanbieder een leveringsplan waarin per ruimte in de woning is vastgesteld welke werkzaamheden de zorgaanbieder verricht, wie dat doet en met welke frequentie.
De rechtbank keurde deze werkwijze in beroep goed, maar de Raad is het daar dus in hoger beroep niet mee eens. ‘In feite weet verzoeker door deze wijze van verstrekking van een maatwerkvoorziening tot op heden niet op hoeveel uur ondersteuning hij kan rekenen,’ aldus de hoogste rechter in dit soort zaken.
De Raad bevestigt overigens zijn eerdere uitspraken dat het college in beleidsregels mag opnemen wat een schoon en leefbaar huis inhoudt. Echter, deze regels mogen ‘niet willekeurig zijn’ en dienen te steunen ‘op deugdelijk onderzoek’. Daar zouden de beleidsregels niet aan voldoen.
Veel gemeenten geraakt
Betekent de uitspraak nu dat ‘resultaatgericht indiceren’ in het sociaal domein niet meer mogelijk is? In ieder geval wel op de manier waarop veel gemeenten deze wijze van indiceren toepassen. Ik ken veel gemeenten die hetzelfde beleid hanteren als Steenbergen. Daarbij indiceert het college inderdaad alleen een resultaat. Deze uitspraak laat zien dat tijdseenheden waar een cliënt recht op heeft, echt essentieel zijn voor rechtszekerheid.
Ook het opnemen van een algemene norm in de beleidsregels is onvoldoende. In de beleidsregels stond dat ‘een schoon en leefbaar huis’ betekent ‘dat de woning schoon moet zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen’. Onvoldoende concreet, aldus de Raad.
Deugdelijk onderzoek
Ook als er tijdseenheden in de beleidsregels staan, moeten deze gebaseerd zijn op deugdelijk onderzoek. Overleg voeren met zorgaanbieders en cliëntenraden is blijkbaar onvoldoende. Bovendien moet nog steeds per inwoner onderzoek plaatsvinden naar zijn werkelijke hulpbehoefte en wat nodig is om daarin te voorzien, ook voor wat betreft de tijdseenheden van de te verrichten activiteiten.
Totdat duidelijk is wat een ‘deugdelijk onderzoek’ naar tijdseenheden in beleidsregels precies inhoudt – daar zal de Raad zich in december over uitlaten – zullen gemeenten weer per cliënt moeten vaststellen wat de aard en omvang van de benodigde hulpverlening is. In tijdseenheden. Maar ook als wel duidelijk is wat ‘deugdelijk onderzoek is’, voorspel ik dat de gemeente toch per cliënt moet kunnen motiveren waarom niet méér tijdseenheden nodig zijn, als een cliënt stelt die nodig te hebben.
Consequenties voor de inkoop
De uitspraak heeft ook grote gevolgen voor de inkoop in het sociaal domein. Gemeenten staan financieel onder druk en zijn op zoek naar oplossingen. Een van de oplossingen die terrein wint, is het resultaatgericht bekostigen van diensten. Ook de gemeente Steenbergen was met dit beleid bezig. De vraag is of het systeem van resultaatgericht bekostigen nog bestaansrecht heeft, als het college in zijn beschikkingen aan cliënten precieze tijdseenheden moet benoemen.
Zorgaanbieders kunnen hierdoor niet meer met uren tussen cliënten schuiven of uren verminderen. Zij gaan daardoor risico’s lopen – wellicht zelfs disproportionele – als ze akkoord gaan met de contracten van gemeenten. Gemeenten die dus net zijn overgestapt op zorgprofielen, arrangementen, trajecten of andere resultaten hebben in de uitvoering van die overeenkomsten vanaf nu een probleem.
Einde van resultaatsturing?
Niemand zal stellen dat in het sociaal domein het resultaat voor inwoners niet vooropstaat. De wijze waarop gemeenten en zorgaanbieders die resultaten willen behalen moet echter wel vallen binnen de kaders van de wet. En daarmee ook binnen de nu gewezen uitspraak. Is het straks nog mogelijk om resultaatgericht te sturen in het sociaal domein? Natuurlijk wel! Maar dan moeten gemeenten hier anders tegenaan gaan kijken. En hun beleid daar ook op aanpassen.
Resultaatsturing is precies dat: sturen op resultaten. Sturen op resultaten betekent echter niet dat de gemeente resultaten hoeft te bekostigen. Een alternatief is het indiceren en inkopen van deskundigheid in plaats van een product. Daarmee geef je de professional en de inwoner bovendien de ruimte om hun eigen ‘product’ te maken. Dat kunnen wij dan inderdaad ‘maatwerk’ noemen.
Tim H.G. Robbe is expert op het gebied van inkoop in het sociaal domein. Dit is een bewerkte versie van een artikel dat hij publiceerde op LinkedIn.